Genesis 36:4 | Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath baarde Rehuel. |
Genesis 36:10 | Dit zijn de namen der zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, Ezau's huisvrouw; Rehuel, de zoon van Basmath, Ezau's huisvrouw. |
Genesis 36:13 | En dit zijn de zonen van Rehuel: Nahath, en Zerah, Samma en Mizza; dat zijn geweest de zonen van Basmath, Ezau's huisvrouw. |
Genesis 36:17 | En dit zijn de zonen van Rehuel, den zoon van Ezau: de vorst Nahath, de vorst Zerah, de vorst Samma, de vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuel in het land Edom; dat zijn de zonen van Basmath, de huisvrouw van Ezau. |
Exodus 2:18 | En toen zij tot haar vader Rehuel kwamen, zo sprak hij: Waarom zijt gij heden zo haast wedergekomen? |
Numeri 2:14 | Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuel, zal de overste der zonen van Gad zijn. |
Numeri 10:29 | Mozes nu zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israel het goede gesproken. |
1 Kronieken 1:35 | En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah. |
1 Kronieken 1:37 | De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza. |
1 Kronieken 9:8 | En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija; |