H7565 רֶשֶׁף
vlam, bliksem, koortsvuur, ziekte, vurige kolen
Deuteronomium 32:24 | Uitgeteerd zullen zij zijn van honger, opgegeten van den karbonkel en bitter verderf; en Ik zal de tanden der beesten onder hen schikken, met vurig venijn van slangen des stofs. |
Job 5:7 | Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen [tot] vliegen. |
Psalm 76:4 | Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela. |
Psalm 78:48 | Ook gaf Hij hun vee den hagel over, en hun beesten aan de vurige kolen. |
Hooglied 8:6 | Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. |
Habakuk 3:5 | Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen. |