Esther 6:2 | En men vond geschreven, dat Mordechai had te kennen gegeven van Bigthana en Theres, twee kamerlingen des konings, uit de dorpelwachters, die de hand zochten te leggen aan den koning Ahasveros. |
Job 2:6 | En de HEERE zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven. |
Job 10:12 | Benevens het leven hebt Gij weldadigheid aan mij gedaan, en Uw opzicht heeft mijn geest bewaard. |
Job 10:14 | Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden. |
Job 13:27 | Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten, |
Job 14:16 | Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart [mij] niet om mijner zonden wil. |
Job 22:15 | Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? |
Job 23:11 | Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken. |
Job 24:15 | Ook neemt het oog des overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht. |
Job 29:2 | Och, of ik ware, gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, [toen] God mij bewaarde! |
Job 33:11 | Hij legt mijn voeten in den stok; Hij neemt al mijn paden waar. |
Job 36:21 | Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb, uit oorzake van de ellende. |
Job 39:4 | Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen den arbeid der hinden? |
Psalm 12:8 | Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. |
Psalm 16:1 | Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op U. |
Psalm 17:4 | Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers; |
Psalm 17:8 | Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, |
Psalm 18:22 | Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan. |
Psalm 18:24 | Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid. |
Psalm 19:12 | Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon. |