Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Amplias̱, pers. naam m. samengetrokken voor Latijn ampliatus ("vergroot");
Amplias = "ruim"; 1) een christen in Rome (Rom. 16:8);
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
Ἀμπλιᾶτος (T, -ίατος; Rec. Ἀμπλιᾶς; v. MM, VGT, 5.v.), -ου, ὁ, Ampliatus: Ro 16:8.†Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!