Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
χρῆμα, -τος, τό (< χράομαι) [in LXX: Jos 22:8, II Ch 1:11, 12 (נְכָסׅים H5233), Jb 27:17 (כֶּסֶף H3701), etc.; freq. in (Si (5:1, 8, al.), II and IV Mac ;] a thing that one uses or needs (and generally, a matter, event, business); hence in pl., (a) wealth, riches: οἱ τά χ. ἔχοντες, Mk 10:23, 24, Lk 18:24; (b) money: Ac 8:18, 20 24:26; sing. (rare in cl.) of a special sum of money, Ac 4:37.†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
χρῆμα, ατος, τό:Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!