Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
gōmer, eigennaam mnl./vrl.; van גמר H1584; TWOT - 363a, afgeleid van גָּמַר H1584 "voltooid, compleet".
1) persoonsnaam; 1a) Gomer, oudste zoon van Jafet en kleinzoon van Noach; voorvader van de oudste Kimmeriers en andere takken van de Keltische familie (Gen. 10:2-3; 1 Kron. 1:5-6; Ezech. 38:6); 1b) Gomer, de ontrouwe echtgenote van de profeet Hosea; Hosea's verhouding met haar was symbool van Gods verhouding met het eigenzinnige Israël (Hos. 1:3)
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!