Job 2:9 | Toen zeide zijn huisvrouw tot hem: Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid? Zegen God, en sterf. |
Job 2:10 | Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. |
Job 19:17 | Mijn adem is mijn huisvrouw vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks wil. |
Job 31:9 | Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb; |
Job 31:10 | Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen! |