Bergen

Bijbelteksten

Psalm 46:4Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela.
Psalm 50:10Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
Psalm 50:11Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
Psalm 65:7Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.
Psalm 68:16De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg.
Psalm 68:17Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid.
Psalm 72:3De bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, met gerechtigheid.
Psalm 72:16Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.
Psalm 80:11De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren [als] cederbomen Gods.
Psalm 83:15Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;
Psalm 87:1Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.
Psalm 90:2Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
Psalm 95:4In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
Psalm 97:5De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des HEEREN der ganse aarde.
Psalm 98:8Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven,
Psalm 104:6Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen.
Psalm 104:8De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond hadt.
Psalm 104:13Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken.
Psalm 104:18De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen.
Psalm 104:32Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij.