Rechtvaardigheid

Bijbelteksten

Spreuken 13:5De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan.
Spreuken 13:21Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.
Spreuken 13:22De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd.
Spreuken 13:25De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Spreuken 14:32De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt [zelfs] in zijn dood.
Spreuken 17:15Wie den goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden.
Spreuken 17:26Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen [iemand] slaan zouden om hetgeen recht is.
Spreuken 18:5Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
Spreuken 18:10De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden.
Spreuken 20:7De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.
Spreuken 21:12De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als [God] de goddelozen in het kwaad stort.
Spreuken 21:15Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking.
Spreuken 21:16Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten.
Spreuken 25:26De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
Spreuken 28:1De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw.
Spreuken 29:6In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde.
Spreuken 29:7De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; [maar] de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
Prediker 3:17Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk.
Prediker 7:15Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid [zijn dagen] verlengt.
Prediker 9:2Alle ding [wedervaart hun], gelijk aan alle [anderen]; enerlei wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze, den goede en den reine, als den onreine; zo dien, die offert, als dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo [ook] den zondaar, dien, die zweert, gelijk dien, die den eed vreest.