Psalm 25:8 | [Teth.] De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg. |
Psalm 34:9 | [Teth.] Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man, [die] op Hem betrouwt. |
Psalm 37:16 | [Teth.] Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen. |
Psalm 111:5 | [Teth.] Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; [Jod.] Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. |
Psalm 112:5 | [Teth.] Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; [Jod.] hij beschikt zijn zaken met recht. |
Psalm 119:65 | Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord. |
Psalm 145:9 | [Teth.] De HEERE is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken. |
Spreuken 31:18 | [Teth.] Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit. |
Klaagliederen 1:9 | [Teth.] Haar onreinheid is in haar zomen, zij heeft niet gedacht aan haar uiterste, daarom is zij wonderbaarlijk omlaag gedaald; zij heeft geen trooster. HEERE, zie mijn ellende aan, want de vijand maakt zich groot. |
Klaagliederen 2:9 | [Teth.] Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE. |
Klaagliederen 3:25 | [Teth.] De HEERE is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt. |
Klaagliederen 3:26 | [Teth.] Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des HEEREN. |
Klaagliederen 3:27 | [Teth.] Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. |
Klaagliederen 4:9 | [Teth.] De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger dan de verslagenen van den honger; want die vlieten daarhenen, [als] doorstoken zijnde, omdat er geen vruchten der velden zijn. |