Genesis 11:32 | En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. |
Numeri 10:36 | En als zij rustte, zeide hij: Kom weder, HEERE! [tot] de tien duizenden der duizenden van Israel! |
Psalm 25:13 | [Nun.] Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beerven. |
Psalm 34:14 | [Nun.] Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken. |
Psalm 37:25 | [Nun.] Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood. |
Psalm 111:7 | [Mem.] De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; [Nun.] al Zijn bevelen zijn getrouw. |
Psalm 112:7 | [Mem.] Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; [Nun.] zijn hart is vast, betrouwende op den HEERE. |
Psalm 119:105 | Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. |
Spreuken 31:23 | [Nun.] Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands. |
Klaagliederen 1:14 | [Nun.] Het juk mijner overtredingen is aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen; Hij heeft mijn kracht doen vervallen; de HEERE heeft mij in [hun] handen gegeven, ik kan niet opstaan. |
Klaagliederen 2:14 | [Nun.] Uw profeten hebben u ijdelheid en ongerijmdheid gezien, en zij hebben [u] uw ongerechtigheid niet geopenbaard, om uw gevangenis af te wenden, maar zij hebben voor u gezien ijdele lasten en uitstotingen. |
Klaagliederen 3:40 | [Nun.] Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot den HEERE. |
Klaagliederen 3:41 | [Nun.] Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel, [zeggende:] |
Klaagliederen 3:42 | [Nun.] Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, [daarom] hebt Gij niet gespaard. |
Klaagliederen 4:14 | [Nun.] Zij zwierven [als] blinden op de straten, zij waren met bloed besmet, zodat men niet kon zien, [of] men raakte hun klederen aan. |