Psalm 25:17 | [Tsade.] De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden. |
Psalm 34:18 | [Tsade.] Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. |
Psalm 37:32 | [Tsade.] De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden. |
Psalm 111:9 | [Pe.] Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; [Tsade.] Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; [Koph.] Zijn Naam is heilig en vreselijk. |
Psalm 112:9 | [Pe.] Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; [Tsade.] zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; [Koph.] zijn hoorn zal verhoogd worden in eer. |
Psalm 119:137 | Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht. |
Psalm 145:17 | [Tsade.] De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken. |
Spreuken 31:27 | [Tsade.] Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet. |
Klaagliederen 1:18 | [Tsade.] De HEERE is rechtvaardig, want ik ben Zijn mond wederspannig geweest; hoort toch, alle gij volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn in de gevangenis gegaan. |
Klaagliederen 2:18 | [Tsade.] Hun hart schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht tranen afvlieten als een beek; geef uzelve geen rust, uw oogappel houde niet op! |
Klaagliederen 3:52 | [Tsade.] Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd. |
Klaagliederen 3:53 | [Tsade.] Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op mij geworpen. |
Klaagliederen 3:54 | [Tsade.] De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden! |
Klaagliederen 4:18 | [Tsade.] Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden; ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. |