Genesis 30:2 | Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft? |
Genesis 30:4 | Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in. |
Genesis 30:5 | En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:7 | En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. |
Genesis 30:9 | Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. |
Genesis 30:10 | En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:12 | Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon. |
Genesis 30:16 | Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar. |
Genesis 30:17 | En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. |
Genesis 30:19 | En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon. |
Genesis 30:25 | En het geschiedde, als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en naar mijn land. |
Genesis 30:31 | En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw kudden weiden, [en] bewaren. |
Genesis 30:36 | En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban. |
Genesis 30:37 | Toen nam zich Jakob roeden van groen populierenhout, en van hazelaar, en van kastanje; en hij schilde daarin witte strepen, ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was. |
Genesis 30:40 | Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban. |
Genesis 30:41 | En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen verhit werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de goten, opdat zij hittig werden bij de roeden. |
Genesis 30:42 | Maar als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen. |
Genesis 31:1 | Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende: Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van hetgeen, dat onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt. |
Genesis 31:2 | Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens hem niet als gisteren [en] eergisteren. |
Genesis 31:3 | En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn. |