Job 2:11 | Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. |
Job 11:1 | Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide: |
Job 20:1 | Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide: |
Job 42:9 | Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, [en] Zofar, de Naamathiet, henen, en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht van Job aan. |