Oog (lichaamsdeel)

Bijbelteksten

Hooglied 4:9Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals.
Hooglied 5:12Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande [als] in kasjes [der ringen].
Hooglied 6:5Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van Gilead afscheren.
Hooglied 7:4Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn [als] de vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath-rabbim; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet.
Hooglied 8:10Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als een, die vrede vindt.
Jesaja 3:16Verder zegt de HEERE: Daarom dat de dochteren van Sion zich verheffen, en gaan met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen, al gaande en trippelende daarhenen treden, en alsof haar voeten gebonden waren.
Jeremia 9:1Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks.
Klaagliederen 3:48[Pe. Met] waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks.
Klaagliederen 3:49[Ain.] Mijn oog vliet, en kan niet ophouden, omdat er geen rust is;
Klaagliederen 3:51[Ain.] Mijn oog doet mijn ziele [moeite] aan, vanwege al de dochteren mijner stad.
Mattheus 9:29Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof.
Mattheus 9:30En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer strengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat het niemand wete.
Markus 8:23En de hand des blinden genomen hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen, en legde de handen op hem, en vraagde hem, of hij iets zag.
Markus 8:25Daarna legde Hij de handen wederom op zijn ogen, en deed hem opzien. En hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar.
Lukas 11:34De kaars des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw [gehele] lichaam duister.
Romeinen 11:8(Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag.
Romeinen 11:10Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd.
1 Corinthiers 2:9Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.
1 Corinthiers 12:16En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
1 Corinthiers 12:17Ware het gehele lichaam het oog, waar [zou] het gehoor [zijn]? Ware het gehele [lichaam] gehoor, waar [zou] de reuk [zijn]?

BoekenBoeken