Nehemia 7:3 | En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis. |
Hooglied 3:3 | De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij: [ik zeide:] Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? |
Hooglied 5:7 | De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij. |
Jesaja 62:6 | O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen! |
Jeremia 31:6 | Want er zal een dag zijn, [waarin] de hoeders op Efraims gebergte zullen roepen: Maakt ulieden op, en laat ons opgaan [naar] Sion, tot den HEERE, onzen God! |
Mattheus 27:65 | En Pilatus zeide tot henlieden: Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat. |
Mattheus 27:66 | En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende. |
Mattheus 28:4 | En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden. |
Mattheus 28:11 | En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren. |
Mattheus 28:12 | En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel gelds, |
Handelingen 5:23 | Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij [die] geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen. |