Geld, Munten

Bijbelteksten

Markus 6:8En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf, geen male, geen brood, geen geld in den gordel;
Markus 6:37Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor tweehonderd penningen brood, en hun te eten geven?
Markus 12:15En Hij, wetende hun geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een penning, dat Ik [hem] zie.
Markus 12:16En zij brachten [een]. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld, en het opschrift? En zij zeiden tot Hem: Des keizers.
Markus 12:41En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel [daarin].
Markus 12:42En er kwam een arme weduwe, die twee kleine [penningen daarin] wierp, hetwelk is een oort.
Markus 14:5Want dezelve had kunnen boven de driehonderd penningen verkocht, en [die] den armen gegeven worden; en zij vergrimden tegen haar.
Markus 14:11En zij, [dat] horende, waren verblijd, en beloofden hem geld te geven; en hij zocht, hoe hij Hem bekwamelijk overleveren zou.
Lukas 7:41[Jezus zeide]: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig;
Lukas 9:3En Hij zeide tot hen: Neemt niets mede tot den weg, noch staven, noch male, noch brood, noch geld; noch iemand van u zal twee rokken hebben.
Lukas 10:35En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer [aan hem] ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom.
Lukas 12:6Worden niet vijf musjes verkocht voor twee penningskens? En niet een van die is voor God vergeten.
Lukas 12:59Ik zeg u: Gij zult van daar geenszins uitgaan, totdat gij ook het laatste penningsken betaald zult hebben.
Lukas 15:8Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij een penning verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis [met bezemen], en zoekt naarstiglijk, totdat zij [dien] vindt?
Lukas 15:9En als zij [dien] gevonden heeft, roept zij de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde met mij; want ik heb den penning gevonden, dien ik verloren had.
Lukas 19:15En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had.
Lukas 19:23Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik, komende, had hetzelve met woeker mogen eisen?
Lukas 20:24Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers.
Lukas 21:2En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine [penningen] daarin werpen.
Lukas 22:5En zij waren verblijd, en zijn het eens geworden, dat zij hem geld geven zouden.

TuinTuin