Jechiel, Jehiel, Jeiel (Hebreeuws יְחִיאֵל H3171), meerdere personen in de Bijbel.
1) Leviet die een muziekinstrument bespeelde bij het overbrengen van de Ark naar Jeruzalem (1 Kron. 15:18, 20) en zijn taak bleef bij het tijdelijke heiligdom (1 Kron. 16:5).
2) Leviet, zoon van Ladan, een nakomeling van Gerson, ten tijde van koning David (1 Kron. 23:8), zijn nakomelingen werden Jehieli genoemd (1 Kron. 16:21).
3) Zoon van Hachmoni, ten tijden van koning David (1 Kron. 27:32).
4) Zoon van Josafat (2 Kron. 21:2).
5) Leviet, nakomeling van Asaf (2 Kron. 20:14).
6) Leviet, nakomeling van Heman, ten tijde van koning Hizkia (2 Kron. 29:14). Mogelijk dezelfde als in 2 Kronieken 31:13.
7) Priester ten tijde van koning Josia (2 Kron. 35:8).
8) Vader van Obadja die uit de ballingschap terugkwam (Ezra 8:9).
9) Vader van Sechanja (Ezra 10:2), mogelijk dezelfde die zijn vreemde vrouw moest wegzenden (Ezra 10:26).
10) Priester die zijn vreemde vrouw moest wegzenden (Ezra 10:21).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!