G2316 θεός
God, Godheid, Heilige Geest, goden, godin, goddelijk, magistraat,
Lukas 1:64 | En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong [losgemaakt]; en hij sprak, God lovende. |
Lukas 1:68 | Geloofd [zij] de Heere, de God Israels, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke; |
Lukas 1:78 | Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; |
Lukas 2:13 | En van stonde aan was [er] met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: |
Lukas 2:14 | Ere [zij] God in de hoogste [hemelen], en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. |
Lukas 2:20 | En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. |
Lukas 2:28 | Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide: |
Lukas 2:40 | En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem. |
Lukas 2:52 | En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen. |
Lukas 3:2 | Onder de hogepriesters Annas en Kajafas, geschiedde het woord Gods tot Johannes, den zoon van Zacharias, in de woestijn. |
Lukas 3:6 | En alle vlees zal de zaligheid Gods zien. |
Lukas 3:8 | Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. |
Lukas 3:38 | Den [zoon] van Enos, den [zoon] van Seth, den [zoon] van Adam, den [zoon] van God. |
Lukas 4:3 | En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen, dat hij brood worde. |
Lukas 4:4 | En Jezus antwoordde hem, zeggende: Er is geschreven, dat de mens bij brood alleen niet zal leven, maar bij alle woord Gods. |
Lukas 4:8 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan, want er is geschreven: Gij zult den Heere, uw God, aanbidden, en Hem alleen dienen. |
Lukas 4:9 | En hij leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts; |
Lukas 4:12 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. |
Lukas 4:34 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods. |
Lukas 4:41 | En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende en zeggende: Gij zijt de Christus, de Zone Gods! En [hen] bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was. |