G2962 κύριος
God, eigenaar, meester, bezitter
Lukas 16:3 | En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mijn neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij. |
Lukas 16:5 | En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heeren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? |
Lukas 16:8 | En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. |
Lukas 16:13 | Geen huisknecht kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten, en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen, en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon. |
Lukas 17:5 | En de apostelen zeiden tot den Heere: Vermeerder ons het geloof. |
Lukas 17:6 | En de Heere zeide: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezienboom zeggen: Word ontworteld, en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzaam zijn. |
Lukas 17:37 | En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
Lukas 18:6 | En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. |
Lukas 18:41 | Zeggende: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En hij zeide: Heere! dat ik ziende mag worden. |
Lukas 19:8 | En Zacheus stond, en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder. |
Lukas 19:16 | En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen. |
Lukas 19:18 | En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen. |
Lukas 19:20 | En een ander kwam, zeggende: Heer, zie [hier] uw pond, hetwelk ik in een zweetdoek weggelegd had; |
Lukas 19:25 | En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft tien ponden. |
Lukas 19:31 | En indien iemand u vraagt: Waarom ontbindt gij [dat], zo zult gij alzo tot hem zeggen: Omdat het de Heere van node heeft. |
Lukas 19:33 | En als zij het veulen ontbonden, zeiden de heren van hetzelve tot hen: Waarom ontbindt gij het veulen? |
Lukas 19:34 | En zij zeiden: De Heere heeft het van node. |
Lukas 19:38 | Zeggende: Gezegend [is] de Koning, Die daar komt in den Naam des Heeren! Vrede [zij] in den hemel, en heerlijkheid in de hoogste [plaatsen]! |
Lukas 20:13 | En de heer des wijngaards zeide: Wat zal ik doen? Ik zal mijn geliefden zoon zenden; mogelijk dezen ziende, zullen zij [hem] ontzien. |
Lukas 20:15 | En als zij hem buiten den wijngaard uitgeworpen hadden, doodden zij [hem]. Wat zal dan de heer des wijngaards hun doen? |