H0
Niet gevonden

Bijbelteksten

Genesis 12:19Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar mij tot een vrouw zoude genomen hebben? en nu, zie, daar is uw huisvrouw; neem [haar] en ga henen!
Genesis 12:20En Farao gebood [zijn] mannen vanwege hem, en zij geleidden hem, en zijn huisvrouw, en alles wat hij had.
Genesis 13:3En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-el toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beth-el, en tussen Ai;
Genesis 13:11Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.
Genesis 13:15Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.
Genesis 13:17Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven.
Genesis 14:6En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran, hetwelk aan de woestijn is.
Genesis 14:7Daarna keerden zij wederom, en kwamen tot En-mispat, dat is Kades, en sloegen al het land der Amalekieten, en ook den Amoriet, die te Hazezon-thamar woonde.
Genesis 14:17En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij wedergekeerd was van het slaan van Kedor-laomer, en van de koningen, die met hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal des konings.
Genesis 14:18En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods.
Genesis 14:20En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
Genesis 14:21En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem de have voor u.
Genesis 14:23Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, [iets] neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!
Genesis 15:1Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.
Genesis 15:2Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?
Genesis 15:3Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
Genesis 15:5Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
Genesis 15:6En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem [tot] gerechtigheid.
Genesis 15:7Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.
Genesis 15:9En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarigen ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs