H408 אַל
tot niet, waar, neen, ook, niemand, geen, ook niet, niets, niet
Psalm 40:18 | Ik ben wel ellendig en nooddruftig, [maar] de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet. |
Psalm 41:3 | De HEERE zal hem bewaren, en zal hem bij het leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden. Geef hem ook niet over in zijner vijanden begeerte. |
Psalm 44:24 | Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. |
Psalm 49:17 | Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt; |
Psalm 50:3 | Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. |
Psalm 51:13 | Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. |
Psalm 55:2 | O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking. |
Psalm 59:6 | Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. |
Psalm 59:12 | Dood hen niet, opdat mijn volk [het] niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! |
Psalm 62:11 | Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op. |
Psalm 66:7 | Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela. |
Psalm 69:7 | Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israels! |
Psalm 69:15 | Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren. |
Psalm 69:16 | Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. |
Psalm 69:18 | En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij. |
Psalm 69:26 | Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner. |
Psalm 69:28 | Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid. |
Psalm 69:29 | Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden. |
Psalm 70:6 | Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet! |
Psalm 71:1 | Op U, o HEERE! betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. |