H408 אַל
tot niet, waar, neen, ook, niemand, geen, ook niet, niets, niet
Jeremia 11:14 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei noch gebed voor hen op; want Ik zal niet horen, ten tijde als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. |
Jeremia 12:6 | Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve handelen trouwelooslijk tegen u; ook diezelve roepen u met volle [stem] achterna; geloof hen niet, wanneer zij vriendelijk tot u spreken. |
Jeremia 13:15 | Hoort en neemt ter ore, verheft u niet; want de HEERE heeft het gesproken. |
Jeremia 14:9 | Waarom zoudt Gij zijn als een versaagd man, als een held, [die] niet kan verlossen? Gij zijt toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet. |
Jeremia 14:11 | Wijders zeide de HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede. |
Jeremia 14:17 | Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen nacht en dag, en niet ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken [met] een grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is. |
Jeremia 14:21 | Versmaad [ons] niet, om Uws Naams wil; werp den troon Uwer heerlijkheid niet neder; gedenk, vernietig niet Uw verbond met ons. |
Jeremia 15:15 | O HEERE! Gij weet [het], gedenk mijner, en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid [over hen]; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid drage. |
Jeremia 16:5 | Want zo zegt de HEERE: Ga niet in het huis desgenen, die een rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen om te rouwklagen, en heb geen medelijden met hen; want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden; |
Jeremia 17:17 | Wees Gij mij niet tot een verschrikking; Gij zijt mijn Toevlucht ten dage des kwaads. |
Jeremia 17:18 | Laat mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat mij niet beschaamd worden; laat hen verschrikt worden, maar laat mij niet verschrikt worden; breng over hen den dag des kwaads, en verbreek hen met een dubbele verbreking. |
Jeremia 17:21 | Zo zegt de HEERE: Wacht u op uw zielen, en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt in door de poorten van Jeruzalem. |
Jeremia 18:18 | Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden! |
Jeremia 18:23 | Doch Gij, HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht; maar laat hen nedergeveld worden voor Uw aangezicht; handel [alzo] met hen, ten tijde Uws toorns. |
Jeremia 20:14 | Vervloekt zij de dag, op welken ik geboren ben; de dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft, zij niet gezegend! |
Jeremia 22:3 | Zo zegt de HEERE: Doet recht en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet geen geweld en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats. |
Jeremia 22:10 | Weent niet over den dode, en beklaagt hem niet; weent vrij over dien, die weggegaan is, want hij zal nimmermeer wederkomen, dat hij het land zijner geboorte zie. |
Jeremia 23:16 | Zo zegt de HEERE der heirscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken u ijdel; zij spreken het gezicht huns harten, niet uit des HEEREN mond. |
Jeremia 25:6 | En wandelt andere goden niet na, om die te dienen, en u voor die neder te buigen; en vertoornt Mij niet door uwer handen werk, opdat Ik u geen kwaad doe. |
Jeremia 26:2 | Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te bidden [in] het huis des HEEREN, al de woorden, die Ik u geboden heb tot hen te spreken, doe er niet een woord af. |