H408 אַל
tot niet, waar, neen, ook, niemand, geen, ook niet, niets, niet

Bijbelteksten

Spreuken 26:4Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.
Spreuken 26:25Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart.
Spreuken 27:1Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.
Spreuken 27:2Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
Spreuken 27:10Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
Spreuken 28:17Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet!
Spreuken 30:6Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.
Spreuken 30:7Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve:
Spreuken 30:8Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
Spreuken 30:10Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.
Spreuken 31:3Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, noch uw wegen, om koningen te verdelgen.
Spreuken 31:4Het komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den koningen niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank te begeren;
Prediker 5:1Wees niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht; want God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw woorden weinig zijn.
Prediker 5:3Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen; want Hij heeft geen lust aan zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het.
Prediker 5:5Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen?
Prediker 5:7Indien gij de onderdrukking des armen, en de beroving des gerichts en der gerechtigheid ziet in een landschap, verwonder u niet over zulk een voornemen; want die hoger is dan de hoge, neemt er acht op; en daar zijn hogen boven henlieden.
Prediker 7:9Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
Prediker 7:10Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen.
Prediker 7:16Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
Prediker 7:17Wees niet al te goddeloos, noch wees [al te] dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken