H1366 גְּבוּל
afscheiding (Eze, gebied, einde (Eze, die van (Eze, grens, landpale, grens (Eze, palen

Bijbelteksten

Ezechiel 48:21En het overgelatene zal voor den vorst zijn, van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers, en van de bezitting der stad, voor aan de vijf en twintig duizend [meetrieten] des hefoffers, tot aan de ooster- en westerlandpale, voor aan de vijf en twintig duizend aan de westerlandpale, tegenover de [andere] delen, [dat] zal voor den vorst zijn; en het heilig hefoffer, en het heiligdom des huizes, zal in het midden daarvan zijn.
Ezechiel 48:22Van de bezitting nu der Levieten, en van de bezitting der stad af, zijnde in het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; [wat] tussen de landpale van Juda, en tussen de landpale van Benjamin is, zal des vorsten zijn.
Ezechiel 48:24En aan de landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon een.
Ezechiel 48:25En aan de landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een.
Ezechiel 48:26En aan de landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon een.
Ezechiel 48:27En aan de landpale van Zebulon, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad een.
Ezechiel 48:28Aan de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar zal de landpale zijn van Thamar af, [naar] het twistwater van Kades, [voorts] naar de beek henen, tot aan de grote zee.
Hosea 5:10De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, over hen uitgieten.
Joel 3:6En gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht brengen.
Amos 1:13Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen der kinderen Ammons, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de zwangere [vrouwen] van Gilead hebben opengesneden, om hun landpale te verwijden.
Amos 6:2Gaat over naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar Hamath, de grote [stad], en trekt af naar Gath der Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, of hun landpale groter dan uw landpale?
Obadja 1:7Al uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht; [die] uw brood [eten] zullen een gezwel onder u zetten, er is geen verstand in hem.
Micha 5:5Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van Nimrod in deszelfs ingangen. Alzo zal Hij [ons] redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.
Sefanja 2:8Ik heb de beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs landpale.
Maleachi 1:4Ofschoon Edom zeide: Wij zijn verarmd, doch wij zullen de woeste plaatsen weder bouwen; alzo zegt de HEERE der heirscharen: Zullen zij bouwen, zo zal Ik afbreken; en men zal hen noemen: Landpale der goddeloosheid, en een volk, op hetwelk de HEERE vergramd is tot in eeuwigheid.
Maleachi 1:5En uw ogen zullen het zien, en gijlieden zult zeggen: De HEERE zij groot gemaakt, van de landpale Israels af!

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen