H1696 דָבַר
zeggen, toezeggen, aanspreken, spreken, uitspreken, leugensprekers
Psalm 122:8 | Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u! |
Psalm 127:5 | Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort. |
Psalm 135:16 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; |
Psalm 144:8 | Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid. |
Psalm 144:11 | Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; |
Psalm 145:11 | [Caph.] Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en Uw mogendheid zullen zij uitspreken. |
Psalm 145:21 | [Thau.] Mijn mond zal den prijs des HEEREN uitspreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos. |
Spreuken 2:12 | Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt; |
Spreuken 8:6 | Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn. |
Spreuken 16:13 | De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt. |
Spreuken 18:23 | De arme spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde dingen. |
Spreuken 21:28 | Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. |
Spreuken 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten. |
Spreuken 23:16 | En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen. |
Spreuken 23:33 | Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken. |
Spreuken 24:2 | Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite. |
Spreuken 25:11 | Een rede, op zijn pas gesproken, is [als] gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. |
Prediker 1:8 | Al deze dingen worden [zo] moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen. |
Prediker 1:16 | Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen, die voor mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien. |
Prediker 2:15 | Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze bejegent, zal het ook mijzelven bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat ook hetzelve ijdelheid was. |