Nehemia 8:15 | En zij vonden in de wet geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had, dat de kinderen Israels in loofhutten zouden wonen, op het feest in de zevende maand; |
Nehemia 9:14 | En Gij hebt Uw heiligen sabbat bekend gemaakt; en Gij hebt hun geboden en inzettingen en een wet bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. |
Esther 2:10 | Esther had haar volk en haar maagschap niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden, dat zij het niet zou te kennen geven. |
Esther 2:20 | Esther [nu] had haar maagschap en haar volk niet te kennen gegeven, gelijk als Mordechai haar geboden had; want Esther deed het bevel van Mordechai, gelijk als toen zij bij hem opgevoed werd. |
Esther 3:2 | En al de knechten des konings, die in de poort des konings waren, neigden en bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; maar Mordechai neigde zich niet, en boog zich niet neder. |
Esther 3:12 | Toen werden de schrijvers des konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders des konings, en aan de landvoogden, die over elk landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap naar zijn schrift, en elk volk naar zijn spraak; er werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het werd met des konings ring verzegeld. |
Esther 4:5 | Toen riep Esther Hatach, [een] van de kamerlingen des konings, welke hij voor haar gesteld had, en zij gaf hem bevel aan Mordechai, om te weten wat dit, en waarom dit ware. |
Esther 4:8 | En hij gaf hem het afschrift der geschrevene wet, die te Susan gegeven was, om hen te verdelgen, dat hij het Esther liet zien, en haar te kennen gaf, en haar gebood, dat zij tot den koning ging, om hem te smeken, en van hem te verzoeken voor haar volk. |
Esther 4:10 | Toen zeide Esther tot Hatach, en gaf hem bevel aan Mordechai: |
Esther 4:17 | Toen ging Mordechai henen, en hij deed naar alles, wat Esther aan hem geboden had. |
Esther 8:9 | Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak. |
Job 36:32 | Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt. |
Job 37:12 | Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad [door] ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. |
Job 38:12 | Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen? |
Psalm 7:7 | Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen. |
Psalm 33:9 | Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. |
Psalm 42:9 | [Maar] de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens. |
Psalm 44:5 | Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs. |
Psalm 68:29 | Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! |
Psalm 71:3 | Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. |