Psalm 2:12 | Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij [op] den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. |
Spreuken 8:34 | Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. |
Spreuken 14:21 | Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. |
Mattheus 5:1 | En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
Mattheus 5:3 | Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
Mattheus 5:4 | Zalig [zijn] die treuren; want zij zullen vertroost worden. |
Mattheus 5:5 | Zalig [zijn] de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven. |
Mattheus 5:6 | Zalig [zijn] die hongeren en dorsten [naar] de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. |
Mattheus 5:7 | Zalig [zijn] de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. |
Mattheus 5:8 | Zalig [zijn] de reinen van hart; want zij zullen God zien. |
Mattheus 5:9 | Zalig [zijn] de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. |
Mattheus 5:10 | Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
Mattheus 5:11 | Zalig zijt gij, als u [de mensen] smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. |
Mattheus 5:12 | Verblijdt en verheugt [u]; want uw loon [is] groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u [geweest zijn]. |
Lukas 6:20 | En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. |
Lukas 6:21 | Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen. |
Lukas 6:22 | Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil. |
Lukas 6:23 | Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten. |
Romeinen 4:7 | [Zeggende:] Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker zonden bedekt zijn; |
Romeinen 4:8 | Zalig is de man, welken de Heere de zonden niet toerekent. |