Belasting, Tol

Bijbelteksten

2 Samuel 20:24En Adoram was over de schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier;
1 Koningen 4:6En Ahisar was hofmeester; en Adoniram, de zoon van Abda, was over de schatting.
1 Koningen 12:18Toen zond de koning Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en het ganse Israel stenigde hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam verkloekte zich om op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte.
2 Koningen 12:4En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het huis des HEEREN, [te weten] het geld desgenen, die overgaat [tot de getelden], het geld van een ieder der personen [naar] zijn schatting, [en] al het geld, dat in ieders hart komt, om [dat] te brengen in het huis des HEEREN,
2 Koningen 17:3Tegen hem toog op Salmaneser, koning van Assyrie; en Hosea werd zijn knecht, dat hij hem een geschenk gaf.
2 Koningen 23:35En Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan Farao; doch hij schatte het land, om dat geld naar het bevel van Farao te geven; een ieder naar zijn schatting eiste hij het zilver en goud af van het volk des lands, om aan Farao Necho te geven.
2 Kronieken 10:18Toen zond de koning Rehabeam Hadoram, die over de schatting was; en de kinderen Israels stenigden hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam verkloekte zich, om op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte.
2 Kronieken 24:6En de koning riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom hebt gij geen onderzoek gedaan bij de Levieten, dat zij uit Juda en uit Jeruzalem inbrengen zouden de schatting van Mozes, den knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, voor de tent der getuigenis?
2 Kronieken 24:9En men deed uitroeping in Juda en in Jeruzalem, dat men den HEERE inbrengen zou de schatting van Mozes, den knecht Gods, over Israel in de woestijn.
Ezra 4:13Zo zij nu den koning bekend, indien dezelve stad zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat zij den cijns, ouden impost, en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten der koningen schade aanbrengen.
Ezra 4:20Ook zijn er machtige koningen geweest over Jeruzalem, die geheerst hebben overal aan gene zijde der rivier; en hun is cijns, oude impost en tol gegeven.
Ezra 6:8Ook wordt van mij bevel gegeven, wat gijlieden doen zult aan de oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit des konings goederen, van den cijns aan gene zijde der rivier, de onkosten dezen mannen spoediglijk gegeven worden, opdat men hen niet belette.
Ezra 7:24Ook laten wij ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers, Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men den cijns, ouden impost en tol hun niet zal vermogen op te leggen.
Nehemia 5:4Desgelijks waren er, die zeiden: Wij hebben geld ontleend tot des konings cijns, [op] onze akkers en onze wijngaarden.
Esther 10:1Daarna legde de koning Ahasveros schatting op het land, en de eilanden der zee.
Spreuken 12:24De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen.
Spreuken 29:4Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
Klaagliederen 1:1[Aleph.] Hoe zit die stad [zo] eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden.
Amos 5:11Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij [wel] huizen gebouwd van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken.
Mattheus 17:24En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet?

Livius Onderwijs