Genesis 23:10 | Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende: |
Genesis 23:12 | Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands; |
Genesis 23:14 | En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem: |
Genesis 23:16 | En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar. |
Genesis 23:18 | Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen. |
Genesis 23:19 | En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan. |
Genesis 23:20 | Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths. |
Genesis 24:1 | Abraham nu was oud, [en] wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. |
Genesis 24:2 | Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, |
Genesis 24:6 | En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt! |
Genesis 24:9 | Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. |
Genesis 24:12 | En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe [haar] mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer. |
Genesis 24:15 | En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, den zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, den broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder. |
Genesis 24:27 | En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. |
Genesis 24:34 | Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham; |
Genesis 24:42 | En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welken ik ga; |
Genesis 24:48 | En ik neigde mijn hoofd, en aanbad den HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen. |
Genesis 24:52 | En het geschiedde, als Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE. |
Genesis 24:59 | Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, mitsgaders Abrahams knecht en zijn mannen. |
Genesis 25:1 | En Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura. |