Mattheus 10:37 | Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 10:38 | En die zijn kruis niet [op zich] neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 10:42 | En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud [water], in den naam eens discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen. |
Mattheus 11:11 | Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij. |
Mattheus 11:17 | En zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend. |
Mattheus 11:20 | Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden. |
Mattheus 12:2 | En de Farizeen, [dat] ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen wat niet geoorloofd is te doen op den sabbat. |
Mattheus 12:3 | Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun die met hem [waren]? |
Mattheus 12:4 | Hoe hij gegaan is in het huis Gods, en de toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun die met hem [waren], maar den priesteren alleen. |
Mattheus 12:5 | Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in den tempel, op de sabbatdagen, en [nochtans] onschuldig zijn? |
Mattheus 12:7 | Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben. |
Mattheus 12:19 | Hij zal niet twisten, noch roepen, noch zal er iemand Zijn stem op de straten horen. |
Mattheus 12:20 | Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning. |
Mattheus 12:24 | Maar de Farizeen, [dit] gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beelzebul, den overste der duivelen. |
Mattheus 12:25 | Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan. |
Mattheus 12:31 | Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden. |
Mattheus 12:32 | En zo wie [enig] woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. |
Mattheus 12:39 | Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jonas, den profeet. |
Mattheus 12:43 | En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. |
Mattheus 13:5 | En een ander [deel] viel op steenachtige [plaatsen], waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had. |