G5101 τίς
wie, welke, wat

Bijbelteksten

Romeinen 8:27En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
Romeinen 8:31Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Romeinen 8:33Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt.
Romeinen 8:34Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter[hand] Gods is, Die ook voor ons bidt.
Romeinen 8:35Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard?
Romeinen 9:14Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre.
Romeinen 9:19Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij [dan] nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
Romeinen 9:20Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
Romeinen 9:30Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is.
Romeinen 9:32Waarom? Omdat zij [die zochten] niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots;
Romeinen 10:6Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus [van boven] afbrengen.
Romeinen 10:7Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen.
Romeinen 10:8Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
Romeinen 10:16Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest; want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?
Romeinen 11:2God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel, zeggende:
Romeinen 11:4Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord? Ik heb Mijzelven [nog] zeven duizend mannen overgelaten, die de knie voor het [beeld] van Baal niet gebogen hebben.
Romeinen 11:7Wat dan? Hetgeen Israel zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden.
Romeinen 11:15Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?
Romeinen 11:34Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?
Romeinen 11:35Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden?

Mede mogelijk dankzij