G5101 τίς
wie, welke, wat

Bijbelteksten

1 Corinthiers 14:26Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een [vreemde] taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging; laat alle dingen geschieden tot stichting;
1 Corinthiers 15:29Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt worden? Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt?
1 Corinthiers 15:30Waarom zijn ook wij alle ure in gevaar?
1 Corinthiers 15:32Zo ik, naar den mens, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.
2 Corinthiers 2:2Want indien ik ulieden bedroef, wie is het toch, die mij zal vrolijk maken, dan degene, die van mij bedroefd is geworden?
2 Corinthiers 2:16Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?
2 Corinthiers 6:14Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
2 Corinthiers 6:15En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?
2 Corinthiers 6:16Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
2 Corinthiers 11:11Waarom? Is het, omdat ik u niet liefheb? God weet het!
2 Corinthiers 11:29Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande?
2 Corinthiers 12:13Want wat is er, waarin gij minder geweest zijt dan de andere Gemeenten, anders, dan dat ikzelf u niet lastig ben geweest? Vergeeft mij dit ongelijk.
Galaten 2:14Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Galaten 3:1O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?
Galaten 3:19Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des Middelaars.
Galaten 4:15Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zoudt uitgegraven, en mij gegeven hebben.
Galaten 4:30Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.
Galaten 5:7Gij liept wel; wie heeft u verhinderd der waarheid niet gehoorzaam te zijn?
Galaten 5:11Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.
Efeziers 1:18[Namelijk] verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs