G5101 τίς
wie, welke, wat

Bijbelteksten

Markus 14:6Maar Jezus zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite aan? Zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.
Markus 14:36En Hij zeide: Abba, Vader, alle dingen zijn U mogelijk; neem dezen drinkbeker van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij [wilt].
Markus 14:40En wedergekeerd zijnde, vond Hij hen wederom slapende, want hun ogen waren bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden.
Markus 14:60En de hogepriester, in het midden opstaande, vraagde Jezus, zeggende: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U?
Markus 14:63En de hogepriester, verscheurende zijn klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen van node?
Markus 14:64Gij hebt de [gods]lastering gehoord; wat dunkt ulieden? En zij allen veroordeelden Hem, des doods schuldig te zijn.
Markus 14:68Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken [Hem] niet, en ik weet niet, wat gij zegt. En hij ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide.
Markus 15:12En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik [met Hem] doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?
Markus 15:14Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem!
Markus 15:24En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.
Markus 15:34En ter negender ure, riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELOi, ELOi, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten?
Markus 16:3En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?
Lukas 1:18En Zacharias zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen.
Lukas 1:62En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd zou worden.
Lukas 1:66En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem.
Lukas 2:48En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht.
Lukas 2:49En Hij zeide tot hen: Wat [is het], dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
Lukas 3:7Hij zeide dan tot de scharen, die uitkwamen, om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
Lukas 3:10En de scharen vraagden hem, zeggende: Wat zullen wij dan doen?
Lukas 3:12En er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden, en zeiden tot hem: Meester! wat zullen wij doen?

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken