G5101 τίς
wie, welke, wat

Bijbelteksten

Mattheus 27:22Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen [met] Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
Mattheus 27:23Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!
Mattheus 27:46En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!
Markus 1:24Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods.
Markus 1:27En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreine geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn!
Markus 2:7Wat spreekt Deze aldus [gods]lasteringen? Wie kan de zonden vergeven, dan alleen God?
Markus 2:8En Jezus, terstond in Zijn geest bekennende, dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten?
Markus 2:9Wat is lichter, te zeggen tot den geraakte: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en wandel?
Markus 2:16En de Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn discipelen: Wat [is] [het], dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt?
Markus 2:18En de discipelen van Johannes en der Farizeen vastten; en zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en der Farizeen, en Uw discipelen vasten niet?
Markus 2:24En de Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is?
Markus 2:25En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, wat David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem [waren]?
Markus 3:33En Hij antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders?
Markus 4:24En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat maat gij meet, zal u gemeten worden, en u, die hoort, zal [meer] toegelegd worden.
Markus 4:30En Hij zeide: Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken, of met wat gelijkenis zullen wij hetzelve vergelijken?
Markus 4:40En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof?
Markus 4:41En zij vreesden met grote vreze, en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?
Markus 5:7En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U [te doen], Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt!
Markus 5:9En Hij vraagde hem: Welke is uw naam? En hij antwoordde, zeggende: Mijn naam is Legio; want wij zijn velen.
Markus 5:14En die de zwijnen weidden zijn gevlucht, en boodschapten [zulks] in de stad en op het land; en zij gingen uit, om te zien, wat het was, dat er geschied was.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel