G5660
[...]

Bijbelteksten

Mattheus 10:40Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.
Mattheus 11:2En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen;
Mattheus 12:24Maar de Farizeen, [dit] gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beelzebul, den overste der duivelen.
Mattheus 12:49En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders.
Mattheus 13:6Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.
Mattheus 13:39En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen.
Mattheus 13:48Hetwelk, wanneer het vol geworden is, [de vissers] aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in [hun] vaten, maar het kwade werpen zij weg.
Mattheus 14:3Want Herodes had Johannes gevangen genomen, en hem gebonden, en in den kerker gezet, om Herodias' wil, de huisvrouw van Filippus, zijn broeder.
Mattheus 14:10En zond heen, en onthoofdde Johannes in den kerker.
Mattheus 14:13En [als] Jezus [dit] hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats alleen; en de scharen, [dat] horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden.
Mattheus 14:19En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen.
Mattheus 14:23En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
Mattheus 14:31En Jezus, terstond de hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld?
Mattheus 14:34En overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennesaret.
Mattheus 15:12Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?
Mattheus 15:36En Hij nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen [gaven ze] aan de schare.
Mattheus 15:39En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.
Mattheus 17:6En de discipelen, [dit] horende, vielen op hun aangezicht, en werden zeer bevreesd.
Mattheus 17:8En hun ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen.
Mattheus 17:27Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel [uit], en de eerste vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech