G5660
[...]

Bijbelteksten

Mattheus 22:33En de scharen, [dit] horende, werden verslagen over Zijn leer.
Mattheus 22:34En de Farizeen, gehoord hebbende, dat Hij de Sadduceen den mond gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd.
Mattheus 23:20Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.
Mattheus 23:21En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont.
Mattheus 23:22En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop zit.
Mattheus 23:31Aldus getuigt gij [tegen] uzelven, dat gij kinderen zijt dergenen, die de profeten gedood hebben.
Mattheus 24:13Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
Mattheus 26:23En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.
Mattheus 26:26En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
Mattheus 26:27En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun [dien], zeggende: Drinkt allen daaruit;
Mattheus 26:30En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
Mattheus 26:51En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af.
Mattheus 26:57Die nu Jezus gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, den hogepriester, alwaar de Schriftgeleerden en ouderlingen vergaderd waren.
Mattheus 26:68En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus! wie is het, die U geslagen heeft?
Mattheus 27:2En Hem gebonden hebbende, leidden zij [Hem] weg, en gaven Hem over aan Pontius Pilatus, den stadhouder.
Mattheus 27:5En als hij de zilveren [penningen] in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde [zichzelven].
Mattheus 27:26Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.
Mattheus 27:28En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;
Mattheus 27:29En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter[hand]; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
Mattheus 27:30En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken