Jesaja 7:4 | En zeg tot hem: Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet week, vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden; vanwege de ontsteking des toorns van Rezin en der Syriers, en van den zoon van Remalia; |
Jesaja 21:11 | De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht? |
Jesaja 21:12 | De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. |
Jesaja 26:2 | Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart. |
Jesaja 42:20 | Gij ziet [wel] veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of[schoon] hij de oren opendoet, zo hoort hij toch niet. |
Jesaja 56:1 | Alzo zegt de HEERE: Bewaart het recht, en doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden. |
Jesaja 56:2 | Welgelukzalig is de mens, [die] zulks doet, en des mensen kind, [dat] daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat gij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen. |
Jesaja 56:4 | Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond: |
Jesaja 56:6 | En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden; |
Jesaja 62:6 | O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen! |
Jeremia 3:5 | Zal Hij in eeuwigheid [den toorn] behouden? Zal Hij [dien] gestadig bewaren? Zie, gij spreekt en doet die boosheden, en neemt de overhand. |
Jeremia 4:17 | Als de wachters der velden zijn zij rondom tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig geweest is, spreekt de HEERE. |
Jeremia 5:24 | En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; [Die] ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart. |
Jeremia 8:7 | Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des HEEREN niet. |
Jeremia 9:4 | Wacht u, een iegelijk van zijn vriend, en vertrouwt niet op enigen broeder; want elk broeder doet niet dan bedriegen, en elk vriend wandelt [in] achterklap. |
Jeremia 16:11 | Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend, en zich voor die nedergebogen; maar Mij verlaten, en Mijn wet niet gehouden hebben; |
Jeremia 17:21 | Zo zegt de HEERE: Wacht u op uw zielen, en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt in door de poorten van Jeruzalem. |
Jeremia 20:10 | Want ik heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, [zeggende]: Geef [ons] te kennen, en wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht op mijn hinking; [zij zeggen:] Misschien zal hij overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen. |
Jeremia 31:10 | Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde. |
Jeremia 35:4 | En bracht hen in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamer van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. |