Hand (lichaamsdeel)

Bijbelteksten

Handelingen 4:3En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond.
Handelingen 4:28Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou.
Handelingen 4:30Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus.
Handelingen 5:12En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo.
Handelingen 5:18En sloegen hun handen aan de apostelen, en zetten hen in de gemene gevangenis.
Handelingen 6:6Welken zij voor de apostelen stelden; en [dezen], als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
Handelingen 7:25En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.
Handelingen 7:35Dezen Mozes, welken zij verloochend hadden, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter gesteld? dezen, [zeg ik], heeft God tot een overste en verlosser gezonden, door de hand des Engels, Die hem verschenen was in het doornenbos.
Handelingen 7:41En zij maakten een kalf in die dagen, en brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner handen.
Handelingen 7:48Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt:
Handelingen 7:50Heeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt?
Handelingen 8:17Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.
Handelingen 8:18En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zo bood hij hun geld aan,
Handelingen 8:19Zeggende: Geeft ook mij deze macht, opdat, zo wien ik de handen opleg, hij den Heiligen Geest ontvange.
Handelingen 9:8En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus.
Handelingen 9:12En hij heeft in een gezicht gezien, dat een man, met name Ananias, inkwam, en hem de hand oplegde, opdat hij wederom ziende werd.
Handelingen 9:17En Ananias ging heen en kwam in het huis; en de handen op hem leggende, zeide hij: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, [namelijk] Jezus, Die u verschenen is op den weg, dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden.
Handelingen 9:41En hij gaf haar de hand, en richtte haar op, en de heiligen en de weduwen geroepen hebbende, stelde hij haar levend voor [hen].
Handelingen 11:21En de hand des Heeren was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot den Heere.
Handelingen 11:30Hetwelk zij ook deden, en zonden het tot de ouderlingen, door de hand van Barnabas en Saulus.

StudieboekenStudieboeken