Hand (lichaamsdeel)

Bijbelteksten

Handelingen 24:7Maar Lysias, de overste, daarover komende, heeft [hem] met groot geweld uit onze handen weggebracht;
Handelingen 26:1En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit, en verantwoordde zich [aldus]:
Handelingen 27:19En den derden [dag] wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit.
Handelingen 28:3En als Paulus een hoop rijzen bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er een adder uit door de hitte, en vatte zijn hand.
Handelingen 28:4En als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens is gewisselijk een doodslager, welken de wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is.
Handelingen 28:8En het geschiedde, dat de vader van Publius, met koortsen en den roden loop bevangen zijnde, te bed lag; tot denwelken Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond.
Handelingen 28:17En het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen;
Romeinen 10:21Maar tegen Israel zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk.
1 Corinthiers 4:12En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen;
1 Corinthiers 12:15Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?
1 Corinthiers 12:21En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
1 Corinthiers 16:21De groetenis met mijn hand van Paulus.
2 Corinthiers 5:1Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, [maar] eeuwig in de hemelen.
2 Corinthiers 11:33En ik werd door een venster in een mand over den muur nedergelaten, en ontvlood zijn handen.
Galaten 3:19Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des Middelaars.
Galaten 6:11Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb met mijn hand.
Efeziers 2:11Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
Efeziers 4:28Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft.
Colossenzen 2:11In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus;
Colossenzen 4:18De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen.

StudieboekenStudieboeken