G2962 κύριος
God, eigenaar, meester, bezitter
1 Corinthiers 16:10 | Zo nu Timotheus komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. |
1 Corinthiers 16:19 | U groeten de Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is. |
1 Corinthiers 16:22 | Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha! |
1 Corinthiers 16:23 | De genade van den Heere Jezus Christus zij met u. |
2 Corinthiers 1:2 | Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
2 Corinthiers 1:3 | Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting; |
2 Corinthiers 1:14 | Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus. |
2 Corinthiers 2:12 | Voorts, als ik te Troas kwam, om het Evangelie van Christus [te prediken], en als mij een deur geopend was in den Heere, zo heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet vond; |
2 Corinthiers 3:16 | Doch zo wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen. |
2 Corinthiers 3:17 | De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. |
2 Corinthiers 3:18 | En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. |
2 Corinthiers 4:5 | Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven, [dat wij] uw dienaars [zijn] om Jezus' wil. |
2 Corinthiers 4:10 | Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden. |
2 Corinthiers 4:14 | Wetende, dat Hij, Die den Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken, en met ulieden daar zal stellen. |
2 Corinthiers 5:6 | Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere; |
2 Corinthiers 5:8 | Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen. |
2 Corinthiers 5:11 | Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn. |
2 Corinthiers 6:17 | Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. |
2 Corinthiers 6:18 | En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige. |
2 Corinthiers 8:5 | En [zij deden] niet [alleen], gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelven eerst aan den Heere en [daarna] aan ons, door den wil van God. |