H1696 דָבַר
zeggen, toezeggen, aanspreken, spreken, uitspreken, leugensprekers
Leviticus 23:10 | Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garf der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. |
Leviticus 23:23 | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 23:24 | Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: In de zevende maand, op den eersten der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
Leviticus 23:26 | Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 23:33 | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 23:34 | Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest der loofhutten zeven dagen den HEERE zijn. |
Leviticus 23:44 | Alzo heeft Mozes de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israëls uitgesproken. |
Leviticus 24:1 | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 24:13 | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 24:15 | En tot de kinderen Israëls zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. |
Leviticus 24:23 | En Mozes zeide tot de kinderen Israëls, dat zij den vloeker tot buiten het leger uitbrengen, en hem met stenen stenigen zouden. En de kinderen Israëls deden, gelijk als de HEERE Mozes geboden had. |
Leviticus 25:1 | Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinai, zeggende: |
Leviticus 25:2 | Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. |
Leviticus 27:1 | Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
Leviticus 27:2 | Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer iemand een gelofte zal afgezonderd hebben, naar uw schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. |
Numeri 1:1 | Voorts sprak de HEERE tot Mozes, in de woestijn van Sinai, in de tent der samenkomst, op den eersten der tweede maand, in het tweede jaar, nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, zeggende: |
Numeri 1:48 | Want de HEERE had tot Mozes gesproken, zeggende: |
Numeri 2:1 | En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: |
Numeri 3:1 | Dit nu zijn de geboorten van Aaron en Mozes; ten dage [als] de HEERE met Mozes gesproken heeft op den berg Sinaï. |
Numeri 3:5 | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |